Slaapwandelaars

Kerstverhaal voor Het Parool, 24.12.2024


 

1.

 

Waar o waar zou het kerstverhaal dit jaar in vredesnaam over moeten gaan? 

Met vrienden zaten we na te tafelen, het was pas herfst maar de kaarsen stonden alweer hevig te branden, je moet ergens je troost vandaan halen. Mijn vrouw smeerde zelfgemaakte toastjes met vacharin en hoewel iedereen was verzadigd, namen we ze maar aan. 

‘Over slaapwandelen,’ zei Keet, een vriendin van mijn vrouw die ongelooflijk slim en leuk en knap en lief is, en toch geen partner heeft. Hoe is zoiets mogelijk? Zelf dacht Keet dat het met haar panseksualiteit te maken had, mensen voelden zich bedreigd door haar vrijheid. 

‘Slaapwandelen is zo fascinerend,’ drong ze aan. ‘Heb je daar al eens over geschreven?’ 

Ik keek naar mijn vriend Mirko, die aan een milde vorm van slaapwandelen leed (hij stootte zijn hoofd midden in de nacht in de kelder van zijn grote huis, schrok dan wakker en wist absoluut niet meer wat hij daar aan het doen was), maar ook aan slaap-apneu, een pathologische vorm van snurken, die een relatiecrisis had ontketend. Zijn vriendin gaf hem de schuld van alle onheil. Zo’n treurduif was ze geworden, dat ze niet meer mee kwam naar etentjes.


‘Over slaapwandelen zijn verhalen geschreven,’ zei ik. ‘Denk alleen al aan Edgar Allan Poe… Ik ben bang dat de verhalen op zijn. Proost!’ Ik dronk mijn wijnglas leeg en zette het met een klap op tafel. 

‘Kom kom,’ zei Mirko, zijn mobiel voor zich op tafel recht leggend. ‘Cynisme is voor luie denkers.’ 

‘Ken je dat verhaal van die slaapwandelaar,’ ging Keet onverstoorbaar verder, ze was licht autistisch maar dat was tegelijk haar charme, ‘die al slaapwandelend in de auto stapte, naar het huis van zijn schoonouders reed, op twintig minuten afstand, en ze allebei om het leven bracht?’ 

Even was het stil aan tafel. Buiten schuurde een passerende auto pijnlijk met zijn buik over de snelheidsdrempel. Iedereen keek naar mij, vanwege mijn voorkeur voor wrede verhalen, maar één keer per jaar maakte ik een uitzondering. Een kerstverhaal moest warm zijn – met een twist, anders viel je in slaap, en liefst tegen een actuele achtergrond. Het was immers voor de krant. 

‘Iemand die, slaapwandelend of niet, familieleden vermoordt is hardly een kerstverhaal,’ zei mijn vrouw. Zij kon met recht een kerstverhalenjunkie – maak daarvan kerstjunkie – worden genoemd. Verhalen, vond ze, waren om op te beuren, niet om te deprimeren; er was al genoeg deprimerends in de wereld. (Hier was weinig tegenin te brengen, behalve misschien dat sommige sombere verhalen een dieper soort bevrediging leken te schenken.) 

‘Die man werd vrijgesproken,’ zei Keet dromerig, zich warmend aan haar gemberthee. ‘Want ja, hij deed het in zijn slaap. Wat zou Freud hiervan maken?’ 

‘Zoiets heet een non-insanity automatism-defense. Werd trouwens niet door alle rechters in gelijksoortige zaken geaccepteerd.’ Mirko kauwde luidruchtig op zijn toastje en ging rechtzitten. ‘Luister. Het kerstverhaal moet over ai gaan… Duh.’  


2.


De opmars van AI was voor Mirko het afgelopen jaar nogal concreet geworden. In april kreeg hij van de managing partner van F.T.L., het advocatenkantoor waar hij sinds jaar en dag werkte, te horen dat ‘ongeveer vijfenzeventig procent’ van zijn werkzaamheden zou worden overgenomen door ChatGTP. 

Vooral dat ‘ongeveer’ stak hem. 

‘En ik dan?’ had Mirko gekermd. De managing partner, een rijzige zestiger in een morsig pak met een litteken op de brug van zijn neus, legde zijn hand als een warme drol op Mirko’s schouder. Samen keken ze vanaf de twintigste verdieping van F.T.L.’s kantoor aan de Zuidas uit over Amstelveen en achterliggende gebieden. 

‘Zit jij soms niet graag op de racefiets?’ 

Hoewel Mirko, een makkelijke huiler, zich had voorgenomen zijn ogen droog te houden, bleef één enkele traan hangen in zijn ooghoek, maar hij wreef die niet weg, dus bleef hij onopgemerkt.

Sindsdien schreef Mirko rammelende schotschriften op X over de nakende ondergang van het mensdom. Niet dat AI de mens zou vernietigen. Dat was Hollywood-simplisme. AI zou de mens slechts overbodig maken, hen van zijn belangrijkste zingeving beroven, namelijk het gevoel bij te dragen aan iets groters dan henzelf. 

’Waarom laat je ChatGTP geen kerstverhaal schrijven?’ vroeg Keet met een vileine glimlach, terwijl ze naar Mirko bleef kijken. 

Ik was begonnen met het inruimen van de afwasmachine.

Mijn vrouw, begenadigd fotograaf, klaagde dat wat zij had gezien van AI zo fake was.

‘Dat is juist het hele punt!’ kraaide Mirko.

‘Dit begs the question,’ zei ik. ‘Want waarover moet dat AI-kerstverhaal gaan? Wat zijn de prompts?’ 

‘Het kan overal over gaan en het rolt in één minuut binnen.’

Er zijn mensen die niet van hun telefoon af kunnen blijven, ook niet als ze ergens op bezoek zijn. Mirko was zo iemand. Maar nu draaide hij het scherm naar beneden, alsof hij zijn verslaving te slim af wilde zijn. ‘Het kan gaan over de dood, over liefde, oorlog en vrede. Wat jij wil.’

‘Laat het over vriendschap gaan,’ zei Keet. ‘Zoals wij hier zitten. Dat kan geen algoritme vervangen.’ 

Mirko greep naar zijn mobiel en begon te typen. ‘Jij wil toch dat het over slaapwandelen gaat? In de geest van kerstverhalenschrijvers als Tsjechov en Andersen… Een kind doet de was.’ 

 

3.

 

Jazzlyn tuurt door haar wimpers naar de contouren van het grote messenblok in de zwak verlichte kombuis. Ze heeft het gevoel dat de ark licht schommelt, maar volgens haar vader is dat schijn. ‘Dat komt omdat je stil ligt,’ zegt hij. ‘Dit schip is veel te zwaar om te schommelen. Het ligt stevig verankerd aan de wal.’ 

‘Weet je het zeker?’ Het was een vraag die Jazzlyn tot gekwordens toe stelde aan haar vader, maar het enige dat hij zeker wist was dat hij van haar hield. ‘Al zouden we schommelen, fijn toch? Word je gratis en voor niks in slaap gewiegd.’ 

‘Ik ben geen baby.’

Altijd een weerwoord.

Als hij zijn oude leren jas heeft gevonden, en een linnen Concerto-tas, maakt hij aanstalten om het trapje op te klauteren naar buiten. Hij gaat boodschappen doen voor morgen. Waarom kost een van zijn meest basale zorgtaken, namelijk voor ontbijt zorgen, en inhoud voor haar lunchbox, hem zoveel moeite?

‘Dit jaar krijg ik mijn eigen boot toch,’ zegt Jazzlyn, omhoog komend uit haar bed, nog snel.

Hij heeft die belofte gedaan, voor haar zestiende zou ze een boot krijgen, helemaal voor haarzelf alleen, die langszij komt te liggen van de ark. Een naam heeft ze al: ‘Tara’, naar de heldin uit haar lievelingsluisterboek ‘Tara’s therapeutische toverkracht’, van Karin Hopster de Boer, die de ene na de andere bestseller schreef alsof ze boterhammen smeerde.  

‘Mag ik dan ook een poes?’  

Krijgen we dat weer… Met zijn jas aan gaat hij bij Jazzlyn op bed zitten. ‘Je weet wat ik vind. Een poes hoort buiten. Maar we zien wel.’ Hij geeft haar een kusje op de mond. Kan nog net.

‘Ga maar slapen, ik ben zo terug.’ Hij overweegt na de boodschap naar de bioscoop om de hoek te gaan, maar dat hoeft Jazzlyn niet te weten.

‘En je gaat een alarmknop bouwen hè in mijn boot.’ 

O ja. Voor het geval de Tara zinkt en Jazzlyn er niet uit kan. Ze hebben dit Titanic-scenario al eerder doorgenomen. En nee, de gamecomputer verhuist niet mee naar haar boot, anders ziet hij haar nooit meer. ‘Molletje, ik moet gaan. Anders is de appie dicht.’ Opnieuw beklimt hij de steile trap naar het dek. Voordat hij het luik sluit zegt hij: ‘Geen stomme dingen doen hè?’ 

‘Nee pap.’ Heerlijk, zoals ze hem pap noemt. Voor haar wil hij geen naam hebben.

‘Truste!’ 

‘Zeg nog even hallo als je terug bent!’ 

Hij geeft geen antwoord. Hij wil haar onder geen beding wakker maken. Slaap is heilig, misschien het heiligste van alles.


Verlekkerd doet Jazzlyn haar oortjes in en kruipt helemaal onder haar Nirvana-dekbed. ‘Tara’s therapeutische toverkracht’ is een luisterboek over slaapwandelaar Tara, een meisje met een grote tattoo van een pijlstaartvlinder boven haar navel, dat slaapwandelend goede daden verricht door allerlei mensen die ze tegenkomt te verlossen van hun zorgen. Een getraumatiseerde jongen met paniekaanvallen, een vrouw op de rand van een faillissement, weer een ander met een onverklaarbare, debiliserende vermoeidheidsziekte. Fantastische Fee Femke programmeert Tara zo dat ze midden in de nacht bij de juiste patiënten huisbezoeken aflegt, maar het werkt alleen als ze slapen.  

Dan spreekt Fee Femke’s snerpende stem rechtstreeks tot Jazzlyn: ‘Sta op, pak een mes en steek dat recht in het hart! Doe ‘t – nu!’ 

Woest komt Jazzlyn onder het dekbed uit, pulkt haar oortjes uit haar gehoorgangen en rent door de kajuit naar haar vaders slaapruimte, een enorm bed in hippiekleuren achter een gordijn. ‘Papa! Papa!’ Ze trekt aan de behaarde arm die als een vleeshengel onder de deken uitsteekt. Hij is toch maar niet naar de film gegaan; hij voelde zich schuldig en er was niks. ‘Er is... iets... héél... ergs gebeurd!’ Ze verslikt zich in haar woorden. Hij knipt zijn bedlampje aan. ‘Stil maar… Kom eens even hier… Er is niets aan de hand. Zie je? Je hebt een nachtmerrie gehad.’ Hoewel ze dat eigenlijk al een jaar of twee niet meer doen, accepteert Jazzlyn de uitnodiging en stapt ze in bed bij haar vader, die tot haar vreugde een onderbroek draagt. Met de rug van zijn wijsvinger streelt hij zachtjes haar wang. ‘Doe je ogen maar dicht,’ fluistert hij. ‘Alles zal goed komen.’ 

 

 

4.

 

‘Wat de?’ riep Keet, geamuseerd haar neus optrekkend. Ze zat met haar voeten opgevouwen onder haar billen op de bank. Inmiddels was iedereen, op Mirko na, overgegaan op gemberthee. Mijn pogingen om het bezoek richting de uitgang te dirigeren waren vooralsnog vruchteloos gebleven. ‘Die alliteraties zijn je reinste Suske & Wiske. Creepy was het wel. Maar ook lief.’ 

‘Hoezo moet Jazzlyn met een mes ineens haar vader aanvallen?’ zei mijn vrouw. ‘Wat een ónzin!’ 

Mirko tuitte zijn lippen. ‘De voorleesfunctie van Jazzlyn’s e-reader, die op AI draait, bleek gehackt, vandaar opeens die duivelse tekst, rechtstreeks uit een killergame.’ Hij aaide het hoesje van zijn mobiel. ‘Stel dat ze haar vader invalide had gestoken, je vraagt je af wie er dan aansprakelijk is.’ 

‘Nogal vergezocht allemaal.’ Ik zat achter de piano om de gasten op het idee te brengen het huis te verlaten, maar het werkte niet.  ‘Toegegeven, wel meta: een AI verhaal dat AI laat ontsporen.’ Ik legde een gebroken jazz-akkoord neer. ‘Hoe dan ook, ik ben moe.’ 

Bij het afscheid hielp Keet Mirko in zijn jas; vervolgens sprong hij bij haar voor op haar Swap-fiets, hoewel hij lopend was en de andere kant op woonde. Mijn vrouw en ik bekeken het tafereel gearmd in de deuropening. ‘Hoe is dat zo snel gebeurd?’ zei ik. ‘Ik had niets in de gaten.’

‘Jij hebt nooit iets in de gaten. Met kerst gaan ze eten bij Café Amsterdam, bij die enorme hoge boom. Romantisch niet?’

‘Heel,’ zei ik, ‘maar hoe dan, die tent is toch een jaar van te voren volgeboekt?’

‘Heb ik geregeld,’ glunderde ze.

Het was een milde, kraakheldere nacht. De lokale transvrouw liet haar keffertje uit. Een groep ganzen dat aan de waterkant samenschoolde, snaterde agressief. Hoog boven ons fonkelde een absurde hoeveelheid sterren – oneindig ver, maar ook gek dichtbij, alsof je ze zo kon pakken, als je op je tenen ging staan.


5. De slaapwandelaar van de Prinsengracht

Door ChatGTP 4.o


Het was een koude, mistige kerstavond in Amsterdam. De stad schitterde in een gouden gloed die de grachten met hun spiegelende wateroppervlakken in een droomwereld veranderden. Maar de magie zou een onverwachte wending nemen, want op Prinsengracht 23 woonde Joost van Wetering, een man met een buitengewone nachtelijke hobby: slaapwandelen.

Joost, een rustige vrijgezel, had er geen idee van dat hij dit deed. Zijn buren wisten het maar al te goed. Hij had al eens een kerstboom in de gemeenschappelijke tuin versierd met zijn sokken, en vorig jaar was hij betrapt terwijl hij in pyjama Stille nacht speelde op een denkbeeldige viool bovenop een vuilcontainer. De buurt vond het vooral charmant.

Dit jaar was anders. Terwijl de stad sliep, stapte Joost in zijn flanellen pyjama uit bed, trok zijn winterjas en laarzen aan, en beende de straat op. Zijn ogen half gesloten, zijn haar in complete chaos, maar zijn doel helder – in ieder geval voor hem.

De eerste stop was een patatkraam die midden in de nacht nog open was. ‘Eén patat speciaal, graag.’ Mehmet, die al jaren in de buurt werkte, wist dat Joost sliep. Hij speelde het spel mee. 

‘Hier,’ lachte Mehmet, en gaf hem een leeg bakje. Joost nam het aan en mompelde iets over ‘extra kerstmayonaise’ voordat hij verder strompelde. 

De volgende halte: een woonboot. Joost klopte aan en zong een improvisatie op Jingle bells. De verbaasde bewoners, een jonge expat-familie, deden open. ‘Eh, Merry Christmas?’ probeerde de vader.

Joost glimlachte, gaf de man het lege frietbakje en zei: ‘Het leven is een geschenk.’ Vervolgens stapte hij de woonboot op alsof hij uitgenodigd was. De familie liet hem maar begaan. Hij wandelde door de woonkamer, aaide de kat en vertrok weer.


Tegen de tijd dat Joost bij de Magere Brug aankwam, werd hij omringd door nieuwsgierige voorbijgangers, aangetrokken door zijn slaapwandeltour. ‘Kerst,’ sprak hij plechtstatig, ‘is de tijd voor verlichte bruggen!’

Het applaus wekte hem niet.

Uit het niets verscheen ineens een oude vrouw in een bontjas, die fluisterde: ‘Het is klaar, jongen.’ Joost draaide zich naar haar om, nog steeds slapend. ‘Natuurlijk, oma,’ antwoordde hij.

De vrouw glimlachte mysterieus, pakte zijn hand en leidde hem een steeg in. De menigte zette de achtervolging in, maar Joost en de vrouw waren spoorloos verdwenen.

De volgende ochtend ontwaakte Joost in zijn eigen bed. Hij voelde zich vreemd uitgerust en had vage flarden van dromen – een woonboot, patat, een brug. Toen vond hij iets wat hij niet kon verklaren: een kerstcadeautje onder de boom, met een kaart: ‘Voor Joost, die bruggen bouwt, zelfs in zijn slaap.’

In het pakje zat een handgeschilderd beeldje van de Magere Brug onder kerstverlichting. Waar dit vandaan kwam, zou Joost misschien nooit weten, maar dat het nu al een bijzondere kerst was, stond vast. En de buurt? Die had weer een verhaal om over te praten.

De onbereikbaarheid van zijn haar

 


Het eerste gedicht uit Vijf gedichten voor mijn vader
Tirade 496



Grote Amerikaanse Avond




Maandag 4 november in theater De Richel (voorheen Betty Asfalt Complex):


Talkshow van Margriet van der Linden en Viktor Frölke over de Amerikaanse verkiezingen. Met speciale gasten & muziek.


Komt allen!



bergen bestaan niet



v                                voor isaac

x

x


wolken laten zich lastig wegpakken

die kun je hooguit

met een vuist bewerken


rivieren wil je liever laten lopen

bepotelen misschien als niemand kijkt

of er een forelletje uit pikken


maar bergen? bergen til je eenvoudig op

om ze een eindje verder weer neer te zetten

– alsof zulks uitmaakt voor het panorama


sommige gedachten, al kosten ze minder

dan een google search, blijken in staat

om een oneindige luchtkolom plat te slaan


en zie, op de oude plaats is

een andere, hogere, herrezen

als een feniks uit de as














                                     

Waarom Nederlands beter is dan Engels


Wacht, is er ook al geen woord voor ‘hals’ in het Engels? Toch best een belangrijk lichaamsdeel zou je zeggen. ‘Throat’ is echt iets anders, en 'neck’ is, nou ja, een nek. ‘Zij gaf hem een zuigzoen in zijn hals,’ is een liefdesbetuiging die je in Engelse teksten niet zo snel zult tegenkomen, althans niet zo precies, nog afgezien van die zuigzoen.


Mijn stokpaardje aan de borrel- en eettafel, als het weer eens over de teloorgang van het Nederlands gaat, is dat het Engels geen woord voor ‘gunnen’ heeft, ook best een belangrijk woord. In ieder geval voor ons, de gebruikers. Het Angelsaksische volksdeel lijkt immers ook weer niet totaal onthand te zijn door deze lacune, zoals Groot-Brittannië ook prima blijkt door te kunnen zonder de EU. 


Voor ‘misgunnen’ hebben Engelstaligen dan wel weer een woord: ‘begrudge’. Aangezien ‘misgunnen’ een ander woord is voor ‘niet-gunnen', zouden zij meesmuilend kunnen opmerken dat wij op onze beurt geen woord voor ‘begrudge’ hebben.


Laatst had ik Amerikaanse vrienden te eten, en hoewel mijn Engels niet slecht is (dat denkt zoals bekend elke Nederlander, niet altijd terecht), stond ik toch weer met een mond vol tanden (heerlijke uitdrukking), toen ik ze ‘smakelijk eten’ wilde wensen. Aan ‘enjoy’ heb ik een broertje dood (idem); dat vind ik ook meer iets voor een masseuse om te zeggen, voor de happy ending.


Dat Engelsen geen woord hebben voor smakelijk eten zou toch niet komen omdat de Engelse keuken van vóór Jamie Oliver niet te pruimen was? Zoveel beter was de Hollandse niet, voor Yvette van Boven.


Legio zijn uiteraard de gevallen waarin wij geen woord hebben voor bijzonder nuttige Engelse begrippen. Uiteraard, want als native Dutch speakers weten wij maar al te goed waar onze taal tekortschiet. Het Nederlands barst van de Engelse leenwoorden. ‘Privacy’ is een bekende, ‘understatement’ een andere. Maar wat te denken van ‘anal’? Ik merk dat die term nog niet helemaal is ingeburgerd. Wie iemand die eindeloos doorgaat over details toevoegt: ‘Doe niet zo anal!’ kan rekenen op een opgetrokken wenkbrauw ten antwoord. Ik heb dat woord overgehouden aan mijn tijd in New York, de hoofdstad van de naoorlogse psychoanalyse. Anal verwijst naar Freuds anale fase, het betekent dus zoiets als anaalgefixeerd, waarmee hij gedrag probeerde te verklaren dat thans als OCD, ofwel obsessive compulsive disorder, te boek staat. Denk: smetvrees. Een geweldig woord overigens, om nog maar te zwijgen van de variant bedacht door Sunny Bergman: ‘sletvrees’. 


Kan je anal vertalen met anaal? Nou, neu. ‘Doe niet zo anaal!’ laat zich stellig verkeerd uitleggen.


Maar ik dwaal af, ik probeer aan te tonen dat het Nederlands beter is dan het Engels – een impopulair standpunt in een tijd van overvloedig Engels, of beter: Globish, die imperfecte variant die non-native speakers van het Engels brouwen in alle hoeken van de wereld. Ons gorgeltaaltje, gesproken door pakweg 3 promille van de wereldbevolking, heeft dankzij film, televisie en muziek sowieso al veel Engels te verduren, maar sinds internet, en in het bijzonder YouTube en de sociale media de belangrijkste hangplek van de jeugd is geworden, is het hek van de dam.


‘Nice, nice, maar what the? Niet dat ik je wil accusen van something, maar zit je me nu te dissen?’ 


Ik parafraseer hier even mijn puberzoon in een moment van 

ongetwijfeld terechte verontwaardiging. 


Dit is geen leentaal meer, dit is regelrechte linguïstische overgave. Het Nederlands als een hondje dat meteen op zijn rug gaat liggen in de confrontatie met de – vooruit –: pitbull van het Engels.

  

Mijn tienjarige dochter liet onlangs trots haar rapportcijfer zien voor Engels. Twee G'tjes. Wacht even, Engels, op een lagere schoolrapport? Onderwijskundigen lijken unaniem in hun standpunt dat een kind zich niet vroeg genoeg kan voorbereiden op een wereld die, whether you like it or not, (Amerikaans-)Engels spreekt. Maar is dat wel zo wijs, nu vertaalprogramma's steeds beter worden en AI op allerlei manieren kan worden ingezet om een boodschap over te brengen? Je zou kunnen beweren dat het beter is om je eigen taal zo goed mogelijk te beheersen, dan te investeren in een vreemde taal waarin je nooit zo goed wordt als een native speaker. 


Er is geen land, vermoed ik, dat zich zo bereidwillig toont zijn belangrijkste cultuurproduct – taal – bij het grofvuil te zetten. Het tij is aan het keren, om te beginnen in de academische wereld, waar langzamerhand steeds meer wordt getwijfeld of het wel zo’n goed idee is om Engels als voertaal te nemen, ook nu er grenzen worden gesteld aan de influx van buitenlandse studenten. Zeker, de belangrijkste wetenschappelijke vakbladen zijn Engelstalig, en vooral Amerikaanse universiteiten slagen er nog altijd in, overigens vooral dankzij slimme marketing, om de rest van de wereld te doen geloven dat zij de slimste mensen in huis hebben, maar Franse Taal- en Letterkunde doceren in het Engels aan een Nederlandse universiteit omdat de meerderheid van de studenten geen Nederlands verstaat, is van de zotte.


Je hoeft geen verstokte onderbuik-nationalist te zijn om de algehele uitverkoop van het Nederlands af te keuren.


‘Pak je weg, galgebrok!’ lezen mijn dochter en ik in De scheepsjongens van Bontekoe, een honderdjaar oude, en nog steeds leesbare avonturenroman van Johan Fabricius – even afgezien van het endemische racisme van die tijd. ‘Pak je weg, galgebrok’: dat is toch veel leuker dan ‘Fuck off, asshole’?


Nederlands is een prachttaal, maar er wordt te weinig reclame voor gemaakt. Het kernvak op middelbare scholen lijkt te zijn ontworpen om elke liefde voor deze taal van meet af aan uit het tienerhart te stampen. In plaats van de diversiteit en vindingrijkheid van ons kleine taaltje te showcasen (sic), wordt eindeloos gehamerd op grammatica en tekstverklaren. 

Boooring! En hoewel ik het nut van tekstverklaren heus inzie, leent een vak als geschiedenis, maatschappijleer of, nog beter, filosofie, zich niet veel beter om logisch te leren nadenken? Laat leerlingen bij Nederlands een hiphoptekst schrijven, laat ze een scène uit Shameless vertalen, laat ze een vlog maken over archaïsche uitdrukkingen die hun (groot?-)ouders gebruiken, zoals (drie van mijn favorieten): ‘in de aap gelogeerd zijn’, ‘ergens een punthoofd van krijgen’ en (uit het Fries): ‘men moet het zeil niet hoger hijsen dan de mast’. 


Kom daar maar eens om in het Engels! Wat ik je brom! 


Als het inderdaad zo is dat creativiteit onze belangrijkste skill (sorry) moet worden in een door AI geregeerde wereld, kunnen we maar beter zo diep mogelijk putten uit onze rijke moedertaal. Want rijk is ze. Volgens sommigen is het Nederlands zelfs rijker dan het Engels omdat ons Woordenboek der Nederlandse Taal meer lemma's zou kennen (maar dat kan ook liggen aan het fanatisme der woordenboeksamenstellers). 


Sure, ook ik blijf een liefhebber van het Engels, de taal die ons niet alleen de onvergelijkelijke schatkamer van Shakespeare heeft geschonken, maar ook, zoals ik onlangs een Brit op de BBC hoorde zeggen, een puntige zinsnede als ‘to rearrange deck chairs on the Titanic’. 


Ik hoop niet dat ik, door een pleidooi te houden voor het Nederlands, precies dat aan het doen ben. 


(NRC Handelsblad, Opine & Debat, 29 juli)